HOERA, WE HEBBEN EEN PRIJS GEWONNEN!
Door een journalist, van duidelijk links signatuur, werd mij eens gevraagd:'Zeg, hebben jullie met Bassie en Adriaan wel eens een prijs gewonnen?'
Mijn antwoord kon hem maar weinig bekoren. Ik zei: ´Als ik een prijs had willen winnen, zou ik hardloper geworden zijn. Hoewel, dat doet mij aan iets grappigs denken. Laatst, bij het opruimen van de zolder, vond mijn dochter een oude schoenendoos, vol medailles. Ze vroeg me hoe ik daar aan kwam. Ik vertelde haar, geheel naar waarheid, dat ik die prijzen gewonnen had met wielrennen. Vanaf mijn dertiende tot zeventiende jaar heb ik gefietst bij vereniging De Coureur in Vlaardingen.
´Te gek, pa,´ merkte mijn dochter op. ´Waarom ben je daar niet mee doorgegaan?´ Ik antwoordde haar: 'Dat zal ik je vertellen. Ik ontdekte in die tijd dat mijn sterke punt ergens anders lag. Ik had namelijk al gauw door dat meisjes meestal voor de underdog kiezen. Zodra ik een paar leuke grieten tussen de toeschouwers zag staan kreeg ik 'pech' met mijn fiets. Ik had een trucje ontwikkeld waarmee ik de ketting van mijn fiets kon laten lopen. Om het allemaal nog echter te maken liet ik me daarbij ook van m´n fiets vallen waarbij ik mijn knie schaafde. Heel toevallig gebeurde dat pal voor de plek waar die leuke meiden stonden. De truc werkte perfect. Terwijl mijn collega's zich een breuk fietsten, werd ik liefdevol verzorgd door Annie, Greetje en Sjaan. Ja, en natuurlijk won ik ook wel eens een echte prijs. Moest wel, anders zouden mijn pechgevallen te veel in de gaten lopen.'
In ieder geval, tegen die journalist zei ik: 'Over prijzen gesproken, wat dacht jij van al die dagen en avonden dat we met ons duo op de TV schitterden met een waarderingscijfer van 7.9 en een kijkdichtheid waar menigeen nu alleen nog maar van kan dromen?'
'Nee, je begrijpt me verkeerd,' merkte de zogenaamd intellectuele journalist op. 'Ik bedoel: hoe dachten de mensen die er echt verstand van hadden - de kunst criticus en TV recensenten dus - over jullie prestaties?'
'O, jij bedoelt die lieden die zelf een maatje te klein waren voor op het toneel of voor de camera en er toen maar uit frustratie over zijn gaan schrijven?'
De journalist trok een vies gezicht. 'Ik zal je eens wat vertellen. Tegen een hoog dier van Conamus merkte ik eens op: ik snap het niet zo goed, mijn broer Aad en ik hebben zo'n drie miljoen LP's, cassettes en CD's verkocht. Van alle liedjes hebben wij zelf de muziek en de tekst gemaakt en ook de productie was in onze eigen handen. Toch zijn we nooit genomineerd voor een Gouden Harp, laat staan dat we hem gekregen hebben.'
Zijn antwoord verbaasde me eigenlijk niet eens toen hij reageerde met: 'Nogal wiedes! Omdat jullie alles zelf maken kunnen wij en anderen er niks aan verdienen!'
De balpenpiloot keek mij ongelovig aan toen ik verder ging: 'Ik geef toe dat ik ook boter op m'n hoofd heb, hoor. Een jaartje of dertig geleden heb ik meegedaan om in een nacht 20.000 exemplaren bonnen, die een bevriend producent had ingekocht, in te vullen om er op die manier voor te zorgen dat hij met zijn door hem geproduceerde Tv-serie de felbegeerde Televizierring zou kunnen winnen.' De journalist schudde ongelovig zijn hoofd en zei dat hij daar niets van geloofde. 'Dat is maar goed ook,'zei ik tegen hem, 'want anders kom jij geen enkele TV studio meer binnen.'
'Weet jij, overigens, hoe het werkt om een wereldster voor een koopje naar Nederland te lokken?'vroeg ik aan de journalist. 'Gewoon zo: je gaat naar een zaak in huishoudelijke artikelen. Daar zoek je een beetje buitenmodel emmer uit. Je laat er door een smid een mooi voetje onder lassen. Vervolgens laat je het ding keurig verchromen en je zegt tegen de manager van de Grote Ster dat hij of zij in Nederland een grote prijs gewonnen heeft. Voor de uitreiking moet de Grote Ster dan wel even naar Nederland afreizen. Als beloning krijgt hij de vliegreis en de hotelovernachting vergoed, maar de Grote Ster moet natuurlijk wel even een liedje uit zijn nieuwe album komen zingen. Tien tegen een dat de ijdeltuit direct in het vliegtuig stapt om zijn prachtige emmer te komen ophalen.
Zelf heb ik iets dergelijks meegemaakt in 1972. Adriaan en ik werden gecontracteerd voor een optreden met ons acrobatennummer van The Crocksons. Dat gebeurde in de Stadthalle van Kiel in Noord Duitsland. Ons nummer duurde tien minuten en het verbaasde ons nogal dat onze voorstelling zich afspeelde in een enorme hal die twee keer zo groot was als Ahoy in Rotterdam. Het bleek echter te gaan om de 'Siegerehrung' van alle sportlieden van Duitsland die dat jaar aan de Olympische Spelen hadden deelgenomen. Alle sporters draafden keurig op. Aan het slot van ons optreden namen we een staande ovatie in ontvangst. Toen moesten alle sporters op het toneel verschijnen waar ze een aan een zwart, geel, rood lint hangende medaille in ontvangst namen.
De organisatie had tegen ons gezegd: houden jullie bij de finale als The Crocksons maar gewoon jullie kostuum aan. Natuurlijk hadden wij al lang in de gaten wat er speelde toen uit de luidsprekers galmde: 'Und jetzt nog een groot applaus voor de twee topsporters uit Holland, The Crocksons!' We liepen de bühne op en inwendig proestte ik het uit toen ik een deftig uitziende heer met naast hem een welgevormde juf zag, die op een kussentje twee Olympische medailles droeg. Auch voor The Crocksons, eine Olympische erinnerungsmemdaille. We kregen ze omgehangen en 20.000 Duitsers gingen uit hun dak voor die twee Kaaskoppen.
Onderweg naar huis zaten wij huilend van het lachen in de auto uit te rekenen wat de organisator aan dat 'leuke avondje' verdiende had: het publiek had die avond 20.000 maal 30 DM betaald. De zaalhuur bedroeg, pakweg, 50.000 DM en aan reclame was men iets van 20.000 DM plus 30.000 DM voor algemene kosten kwijt. Adidas deelde gratis sportpetjes uit en alle Olympische sporters waren op eigen kosten naar Kiel gereisd. De organisator hield aan dit feestje een slordige 500.000 DM over. Kassa!'
De journalist tegenover mij vroeg of hij daaruit moest concluderen dat al die Tv-prijzen in feite volksverlakkerij zijn. 'Nou, allemaal, dat gaat mij een beetje te ver,' zei ik. 'Maar in heel veel gevallen is het mooi nep.' Het is gewoon dik business.
'OK, maar vindt jij nou waardering voor je werk, Bas?’ vroeg hij aan me.
'Een goed voorbeeld is wat er afgelopen zondag voorviel,' vertelde ik hem. 'Toen ik in een zaal vol kinderen, ouders en grootouders het toneel opliep, begon men spontaan te klappen. Dat is zo puur. Of die keer toen een kind tegen mij zei: ‘Bassie, ik moet van mijn moeder altijd goed naar links en rechts kijken als ik de straat oversteek. Dat zingen jullie toch ook altijd?’ En dan die keer toen we voor een stoplicht stonden te wachten en er een man van een jaar of dertig uit zijn auto stapte en zei: Meneer van Toor, bedankt voor al die leuke avonturen die jullie mij in mijn jeugd hebben laten meebeleven! Kijk, dat vind ik nou stuk voor stuk prijzen die ik het allerliefst aan de muur heb hangen. Die “Olympische medaille” heb ik natuurlijk weggemikt.'
De inmiddels al aardig 'bekeerde' journalist keek mij aan en waagde nog een poging: 'Dus jullie hebben nooit een andere blijk van waardering gekregen?'
'Natuurlijk wel! ' zei ik. 'Aad en ik zijn bevorderd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau. Ook hebben we het Gouden Hart van Rotterdam, een zilveren HenriDunant en ben ik ambassadeur van de St. Hyperbare zuurstof, Het Rode Kruis, het Sofia Ziekenhuis, ere-lid van de Stichting Kinder Dermatologie. Maar ik denk dat al die dingen meer te maken hebben met het feit dat we nogal dikwijls in de buurt van zieke kinderen waren en zijn. En dus niet omdat we zoveel dvd’s en cd’s verkocht hebben.'
De journalist keek mij aan en zei: 'Bas, het zou best eens kunnen zijn dat jij gelijk hebt.'
© Bas van Toor