SNEEUWBALLEN GOOIEN

‘Hoi Kees!’ riep Jan Willem onderaan de trap van het huis waar Kees woonde. ‘Het heeft vannacht heel hard gesneeuwd. Ga je mee, sneeuwballen gooien?’ ‘Ja leuk!’ riep Kees terug ‘ik ga gelijk mee.’ en even later liepen ze in een dikke laag vers gevallen sneeuw op straat.

‘Goeie plak sneeuw. Prima om sneeuwballen van te maken.’ zei Jan Willem onderwijl een sneeuwbal makend. Even later kwam die sneeuwbal precies in de nek van een op de fiets voorbij rijdende meneer, die meteen een zuur gezicht trok toen hij de natte sneeuw in zijn nek voelde lopen. ‘Dekselse jongen!’ riep hij luid. ‘Wil je dat wel eens laten?!’ maar Jan Willem was alweer een nieuwe bal aan het kneden en die vloog dit keer in de richting van een mevrouw die aan de overkant met een grote tas met boodschappen liep. ‘Nare jongen, laat dat!’ riep de vrouw boos naar Jan Willem.

Maar Jan Willem had alweer een ander ‘projectiel’ klaar voor de volgende voorbijganger. En whoeps... daar ging er weer een richting een groepje voorbijgangers waarvan de middelste een paraplu had waarop de bal uiteen spatte en iedereen de sneeuwspetters in het gezicht kreeg. Inmiddels was Kees ook mee gaan gooien en aan de overkant van de straat had zich ook een clubje sneeuwballengooiers gevormd en iedereen deed braaf zijn best om iedereen te raken. Dat lukte heel aardig en er klonk steeds een luid gejoel als een ‘vijand’ vol getroffen werd.

De beide jongensgroepen waren zo in hun sneeuwballen gevecht verdiept en zo serieus bezig de ‘vijand’ aan de andere kant van de straat uit te schakelen dat er eentje iets heel doms deed. Midden in het gevecht klonk er opeens luid glas gerinkel. Beide groepen staakten meteen het gevecht en keken elkaar verschrikt aan. Ze stonden als aan de grond vastgenageld. De man van de winkel kwam naar buiten en terwijl hij op de kapotte etalage ruit wees zei hij: ‘Zo, en wie gaat dit betalen als ik vragen mag?’

Tja wie? Dat wisten ze zelf ook één twee drie niet. De winkelier ging zijn zaak binnen om even later met een vuilnisbak en stoffer en blik plus stofzuiger terug te komen en begon mopperend de glasscherven op te ruimen. Er was inmiddels ook een politie wagen gearriveerd en twee agenten stapten uit. Zij begonnen een paar jongens te ondervragen. Op de vraag van: ‘Wie is er begonnen?’ wees iedereen de andere aan, maar de agenten lieten zich niet in de maling nemen en nodigden alle jongens uit plaats te nemen in hun busje. Toen het busje vol geladen was ging het richting politiebureau alwaar een ontvangstcomité van agenten klaar stond om de jongens naar een politiecel te begeleiden. De deur van de cel viel in het slot en Kees zuchtte: ‘Als je nog eens een spelletje weet...’

Na een uurtje werden ze uit hun cel gehaald en naar een grote kamer gebracht waar ook de andere jongens zaten. Ze moesten nog vijf minuten wachten en toen kwamen er ook een stel vaders en moeders van de jongens binnen en die keken helemaal niet vrolijk naar hun kroost. Na 10 minuten waren ze er uit met de politie; ieder ouderpaar zou een deel van het totaal bedrag van de gebroken ruit betalen. Op hun beurt zouden de jongens dit deel weer moeten terug betalen aan hun ouders door er voor te werken. De politie zag af van verdere maatregelen zoals een boete of rechtzaak en de winkelier was blij dat hij niet voor de schade moest opdraaien.

En de jongens?
Nou, die zouden zich voortaan wel twee keer bedenken om een sneeuwballen gevecht aan te gaan in een drukke winkelstraat.
En dat geldt ook voor jullie; een sneeuwballengevecht is echt wel leuk maar doet het wel op een plek waar je geen ruiten of auto’s kunt raken.

© Bas van Toor