PIEP DE MUIS EN DE KERSTMAN

‘Bjorn, ga jij eens in de stal van de rendieren kijken wat er aan de hand is. Ze zijn zo onrustig vanavond.’ zei de kerstman.
’Ja baas, dat is mij ook al opgevallen.’ zei Bjorn de bediende van de kerstman. Toen Bjorn even later de rendierstal van de kerstman binnen kwam trof hij daar Blitzer, Comet, Cupid, Dancer, Dasher, Donner, Prancer en Vixen in grote paniek aan in de hoek van de stal. Allemaal keken ze met grote verschrikte ogen waarin doodsangst stond te lezen. Blitzen steigerde en stootte angstkreten uit die zo luid waren dat de kerstman nu zelf ook aan kwam lopen. ‘Wat is hier voor de drommel aan de hand?’ vroeg hij. ’Dat weet ik niet baas, maar ze staan allemaal bang en verschrikt in de hoek. Dat heb ik nog nooit meegemaakt.’ antwoordde Bjorn.

En daar stonden alle acht rendieren, die anders fier voor de slee van de kerstman liepen en sierlijk door de lucht vlogen, nu als juffershondjes te bibberen van angst. ’Nou, ik zie niks vreemds. En een slang of een schorpioen kan het niet zijn want die leven hier niet op de Noordpool omdat het veel te koud is.’ zei Bjorn.
’Maar wat is het dan wel?’ vroeg de kerstman zich af. En plotseling begon hij onbedaarlijk te lachen en zei hij: ‘Ik zie de booswicht al! Kijk daar eens in de voerbak van Prancer.’ En daar ontwaarde nu ook Bjorn het piepkleine muisje wat zich met vrolijke pretoogjes te goed zat te doen aan de haver die voor Prancer bestemd was.

De kerstman aaide het kleine muisje met zijn wijsvinger over zijn kleine kopje, pakte hem even later beet en zette hem zo op de palm van zijn hand. Alle rendieren keken ademloos toe. Toen ze zagen dat de kerstman niet bang was van die muis kwam zowaar Blitzen, de leider, voorzichtig naar de kerstman toe en even later snuffelde hij nieuwsgierig aan het kleine muisje.
De muis keek het met vrolijke ogen aan en was helemaal niet bang voor het grote beest. Een voor een liepen de rendieren naar de kerstman toe en hij liet ze allemaal snuffelen aan het kleine muisje op zijn hand.

Gelukkig was nu de rust weer terug gekeerd in de stal. Voorzichtig zette de kerstman het muisje weer op de grond. Maar de muis liep helemaal niet weg. ‘Nou, zei de kerstman, dat kan leuk worden. We hebben er geloof ik een logé bij. Maar ik ben een goed gastheer, dus ik zal voor een bed voor jou zorgen. Blijf hier. Ik ben zo terug.’ zei hij tegen het muisje.

Even later kwam de kerstman terug met een klein vierkant doosje wat gevuld was met lekker zacht engelenhaar. Hij zette daar de kleine muis in en plaatste het doosje boven op de rand van de voerbak van Vixen en zei tegen het muisje: ‘Nou, ik denk dat jij vannacht wel lekker zal slapen.’
Hij liep nog even langs de andere rendieren en gaf elk rendier een schouderklopje en een complimentje en zei: ‘Gaan jullie nu ook maar lekker slapen, want morgen is het de grote dag en ik moet nog wat doen.’ Hij deed de staldeur dicht en liep met een geheimzinnig lachje om zijn mond naar zijn grote huis waar in een grote open haard een brandend houtvuur knetterde.

Toen hij in zijn warme stoel bij het haardvuur zat riep de kerstman naar zijn bediende: ‘Bjorn, breng jij mijn gereedschapskistje voor het kleine werk eens. En van de zolder dat stuk skai leer wat onderin de kledingkist ligt en ook dat hele kleine riempje, wat ik normaal voor kleine rendieren gebruik.’

Even later kwam Bjorn met de gevraagde spullen en hij gaf ze aan de kerstman. De kerstman zei: ‘Bjorn, ga jij nu maar lekker slapen. Ik sluit wel af. Ik ben tenslotte een oude man en heb niet zo veel slaap nodig.’ Hij pakte een schaar en zette zich met een glimlach aan het werk.

De andere ochtend was de kerstman al vroeg uit de veren en hij liep in zijn mooie rode kerstmanpak naar de stal waar Bjorn al druk in de weer was met het inspannen van de rendieren.
En de muis?
Nou, die zat boven op de rand van de voerbak uit zijn slaperige ogen te kijken en dacht: ‘Verdorie, ze gaan vandaag allemaal cadeautjes brengen bij de kinderen en ik moet in mijn eentje hier blijven.’ Het leek wel of de kerstman hoorde wat de muis dacht want hij zei: ‘Zo kleintje, kom jij maar eens bij mij.’
Schoorvoetend liep het muisje naar de kerstman. Die pakte hem op en zette hem op de voorkant van de slee en zei: ‘Nou kleine, trek jij dit motorpak maar eens aan. En zet die kleine helm eens op. Terwijl hij dit zei gaf hij de muis een heel klein skaileren motorpak wat gevoerd was met bont en een van een vingerhoed gemaakte motorhelm. De muis deed het allemaal aan en hij kreeg ook nog een mooi klein wit sjaaltje en pilotenbril. Als laatste kreeg hij ook nog een kleine veiligheidsgordel die hij meteen stevig aantrok.
De kerstman zei vrolijk: ‘Bjorn, haal de blokken voor de slee weg, want we gaan vertrekken!’ en luid liet hij zijn zweep knallen.

De slee zette zich in beweging en vloog even later, getrokken door de rendieren, de lucht in en de kerstman riep luid: ‘Hohoho! Hohoho! Ik ben in aantocht! Onderweg naar alle lieve kinderen om cadeautjes onder de kerstboom te leggen.’
En het muisje riep vrolijk: ‘En ik ben er ook bij. Piep piep piep!’
Mensen die de slee door de lucht zagen vliegen zeiden verbaasd tegen elkaar: ‘Zag je dat? De kerstman heeft een muis op zijn slee!’

En Piep de muis? Nou, die genoot met volle teugen en hij dacht: ‘Fijn, nu blijf ik altijd bij de Kerstman!’

© Bassie van Toor