PIEP ALS WATERSPORTER

Piep de muis werd wakker omdat de ochtendzon recht in zijn holletje scheen. ‘He, lekker weer buiten. Ik ga er een leuke dag van maken. Eerst ga ik bij boer Bleker eens een paar lekker korenhalmen eten op zijn graanland en daarna zien we wel weer.’ En zo gezegd zo gedaan. Even later zat hij lekker te smikkelen van een paar overrijpe korenaren. Toen hij zijn buikje rond gegeten had veegde hij zijn mond af en zei: ’Zo, dat heeft lekker gesmaakt. Nou nog even naar Bertha 3 in de wei bij boer Atsma en haar vriendelijk vragen om even een straaltje melk uit haar dikke uiers in mijn mond te spuiten en ik kan er weer helemaal tegen vandaag!’ Niet veel later bedankte Piep Bertha 3 voor de lekkere melk want sinds Piep Bertha 3 eens verlost had van een gemene teek in haar oor mocht Piep elke dag even voorbij komen voor een straaltje melk. ‘Doei Bertha!’ zei Piep. En zijn lippen afvegend ging hij vrolijk op weg.

‘Hé, wat is dat nou? Ligt daar nu zo maar een klomp op de weg? Zeker door iemand weg gegooid omdat er in de andere klomp een gaatje zat. Eigenlijk best wel zonde van deze ene klomp. Hij ziet er nog piek fijn uit. Oh, ik krijg een goed idee, ik ga van die klomp een zeilboot maken en ik ga lekker watersporten vandaag.’ En even later sjouwde Piep met een mooie rechte tak die als mast moest dienen. Met veel knutselwerk en van hooi gevlochten tuigage stond er na twee uur een mooie mast recht op het ‘schip’. ‘Nu moet er nog een zeil op.’ bedacht Piep. Tot zijn geluk zag hij op de weg een plastic boterhamzakje liggen. Normaal had hij gezegd: ‘Foei! Dat hoort in een afvalbak.’ maar nu was hij er na een paar minuten mee bezig om er een bruikbaar zeil van te maken. Na een half uur al gaatjes bijtend in het zeil en hooitouw er door geregen te hebben keek hij trots naar zijn ‘zeilboot’.

‘Nu moet hij het water nog in.’ zei hij tegen zichzelf. ‘Maar hoe? Want die klomp is best zwaar voor een kleine muis als ik.’ Maar daar zag hij Bert de Bok in het kleine weitje naast het huis van boer Atsma staan. ‘Hé Bert, jij zegt toch altijd dat je zo sterk bent en alles kan op tillen met je hoorns?’ ‘Ja Piep, ik ben de sterkste bok van de hele wereld en omstreken.’zei Bert. ‘Nou,’ zei Piep heel goochem, ‘ik wed dat jij deze klomp nooit in de sloot kan duwen.’ ‘Oh nee?’ zei Bert en hij sprong over het hek, nam een aanloop en stormde op Piep zijn ’zeiljacht’ af. ‘Boem!!!’ Klonk het toen de harde kop van Bert de Bok tegen de klomp aan knalde en hem zo in de sloot deed belanden. ‘Je word bedankt Bert.’ zei Piep ‘Hoe kom ik nou in mijn boot?’ ‘Nou, heel makkelijk. Zal ik je ook een stoot voor je achterwerk geven? Dan zit je zo in je jacht!’ ‘Nee!’ gilde Piep ‘niet doen. Ik weet al wat beters.’ ‘Ik ook.’ zei Bert de Bok. ‘Wat dan?’ vroeg Piep. ‘Eerst mij netjes bedanken voor mijn werk betreffende de tewaterlating.’ ‘Ja Bert, bedankt en tot weder dienst bereid.’ ‘Ja, ja al goed.’ zei Bert de Bok.

Het zeilschip van Piep had inmiddels de wind in de zeilen gekregen en dreef met flinke vaart richting het einde van de sloot waar het water over ging in een brede vliet. Piep kreeg een ingeving. Hij rende zo hard zijn muizenpootjes hem konden dragen naar het laatste bruggetje van de sloot en van de brug af sprong hij pardoes de klomp in. Precies op tijd want door een rukwind voer hij met volle zeilen midden op de brede vliet richting...
Ja, richting waar naar toe? Nou, richting de sluizen, naar het grote water. Oei, dan maar even bijsturen. Maar waarmee? Die domme Piep had in zijn enthousiaste bouwen vergeten een roer aan zijn boot te maken. En dat was niet alles want even later werd hij door een grote Rijnaak de sluis in geduwd. Piep riep angstig; ‘Help, help!!!’ Maar ja, wie verstaat nou help in muizentaal en wie hoort nou zo’n klein muizenpiepstemmetje? Niemand toch?

Even later zeilde Piep midden op de grote rivier in de richting de zee. ‘Oh, oh, wat ben ik toch dom geweest. Was ik maar niet aan dit avontuur begonnen.’ jammerde Piep. Het huilen stond hem nader dan het lachen. Vooral omdat nu op het grote water ook de golven groter werden en helemaal toen hij na een uur de grote zee opvoer. ‘Nou,’ dacht Piep benauwd ‘ik geloof niet dat dit avontuur goed afloopt.’

Toen hoorde hij opeens een stem zeggen: ‘Hé jongens, kijk nou eens wat een mafkees. Die gaat een beetje in een mensenklomp op zee zeilen.’ Piep keek verschrikt naar boven en zag een zwerm meeuwen boven hem vliegen die allemaal snaterde dat hij zo dom was. ‘Och heren meeuwen, zouden jullie mij kunnen redden want ik denk dat als het hard gaat waaien mijn schip vergaat en ik verdrink.’ smeekte Piep. ‘Ja jochie, dan heb je pech gehad. Dan moet je een heel eind terug zwemmen naar de kust.’ ‘Nou heren,’ klonk opeens de stem van een vrouwtjes meeuw ‘plaag die arme muis niet zo en red hem.’ ‘Wel Mientje, het is dat je het zo vriendelijk vraagt.’ zei Gerrit de Albatros en hij nam een duikvlucht en pikte Piep op uit zijn inmiddels half vol gelopen zeilboot. Piep vloog door de lucht in de richting van het strand en hij zag nog juist hoe zijn zeilschip omsloeg en helemaal volliep.

Na een tijdje door de lucht gevlogen te hebben landde Gerrit de Albatros op het strand en zei bars tegen hem: ‘Nou Piep, ik heb je nu gered maar de volgende keer laat ik je naar de haaien gaan hoor. Muizen horen niet op zee maar op de grond.’ ‘Of in de lucht, Gerrit.’ zei Piep. ‘Hoor eens Piep, in de lucht hebben muizen ook niets te zoeken.’ ‘Maar, maar, mijn neef zit bij de luchtmacht...’ sputterde Piep. ‘Wat vertel je me nou? Wie is jou neef dan wel?’ vroeg Gerrit. ‘Dat is een vleermuis! riep Piep schaterend. ‘Ja, ja maak jij maar muizengrapjes. Uitkijken de volgende keer Piep! Afgesproken?’
‘Afgesproken, Gerrit!’ zei Piep en hij begon aan zijn lange voettocht naar de boerderij van boer Westra waar hij in de koeienstal een mooi en warm nestje had.
Heel laat was het in de avond toen hij daar aan kwam en hij lag nog maar net in zijn bed of alle koeien in de stal zuchtte: ‘We kunnen af en toe wel lachen met die gekke Piep de muis maar wat kan hij snurken!’

© Bassie van Toor