KONING PIEP

Kleine Piep, de muis, rekte zich nog eens lekker uit en keek door zijn oogharen naar de opkomende zon, die door een dakraam boven op z'n snuit scheen. Verbaasd keek hij om zich heen en zei: ‘Verhip, hoe ben ik nou hier verzeild geraakt?’ Oh ja, dat is waar ook… Gisteren is er iets heel ergs gebeurd. Juist toen ik mijn holletje uitkwam hoorde ik een kattenstem: 'Zo, leuk je te zien muisje. Ik heb reuze honger!' Piep kon nog net de grote sprong van Willem de kater ontwijken. Willem knalde tegen een klein tafeltje waar een grote vaas met bloemen op stond.
En nu lagen de bloemen in een grote plas water op de grond. Piep maakte van de verwarring gebruik en nam de muizenbenen. De kat riep hem nog boos na: ’Ja muis. Nu kon je nog ontsnappen! Maar de volgende keer ben je er bij en dan eet ik je op!’ Piep dacht: ‘Nou, dat zien we dan wel weer en hij rende hard weg.’

Hij rende wel een half uur lang. Totdat hij aankwam bij een grote schuur waar de wagens voor het bloemencorso van morgen in stonden. Door een klein gaatje sloop hij voorzichtig naar binnen. Eenmaal binnen klom hij vlug bovenop een wagen waar de troon van de Bloemenkoningin van het bloemencorso op stond.

Uren later werd Piep prinsheerlijk wakker op het kussen dat op die troon lag. Sjonge, jonge, jonge, wat kan een muis allemaal meemaken in zo'n korte tijd! Hij was van vermoeidheid meteen in slaap gevallen op het eerste de beste veilige plekje.
Oh, oh, oh, als zijn muizenvrienden hem zo eens konden zien zitten op zo'n prachtige troon! Wat zouden ze gek opkijken!
Plotseling hoorde Piep stemmen. Hij dook snel weg in een plooi van het kussen dat op de troon lag. Een stem zei: ‘Ik denk dat we met de wagen waarop de troon van de
Bloemenkoningin staat wel zullen winnen.’ ‘Ja, dat denk ik ook wel,’ zei een andere stem. ‘Laten we maar gauw de tractor er voor zetten. Dan kan Hare Majesteit haar troon bestijgen en kunnen we met de optocht mee.’ En er kwam een grote tractor achteruit naar binnen rijden. Daar werd de troonwagen aan vast gemaakt en de tractor sleepte hem zo de loods uit.
Buiten stonden een heleboel mensen die allemaal begonnen te klappen. Zo mooi vonden ze de wagen! Er kwam een dame die een prachtig gewaad droeg. Zij was de Bloemenkoningin. ‘Majesteit. Wilt u alstublieft plaats nemen op uw troon,’ zei een man, ‘dan kunnen we met uw rondrit beginnen.’

Maar toen de Bloemenkoningin op haar troon wilde gaan zitten, hoorde zei: ‘He mens, kijk even uit wil je! Je gaat toch niet boven op mij zitten?!’ Verschrikt ging de Bloemenkoningin staan en keek naar beneden waar zij tot haar schrik Piep de muis zag. ’Zo… het is maar goed dat ik zo te keer ging. Anders zou ik nu zo plat als een dubbeltje geweest zijn. ‘ zei Piep tegen de Bloemenkoningin. ’Neemt u mij niet kwalijk, meneer muis. Ik had u niet gezien!’ sprak de koningin. Maar, als ik jou was, zou ik maar heel stil zijn, want anders horen de anderen je. En dan ben je nog niet jarig. Verstop je maar gauw, tot we gaan rijden.’

Zo gezegd, zo gedaan. De stoet zette zich in beweging en de Bloemenkoningin begon te zwaaien naar alle mensen die langs de route van de optocht stonden. Alle mensen zwaaiden terug naar de Bloemenkoningin en ze riepen: 'Wat hebt u een mooie pronkwagen!' Piep keek zijn oogjes uit. Heel onverwacht zei de Bloemenkoningin tegen Piep: ‘Hier Piep, steek je koppetje door mijn kroontjesring, dan lijkt het net of je een kroon op je hoofd hebt. Maar je moet natuurlijk wel mee zwaaien hoor." Eerst nog een beetje aarzelend zwaaide Piep naar de mensen. Maar al gauw was Piep met veel bravoure naar iedereen aan het zwaaien. De mensen lachten uitbundig en de tranen biggelden langs hun wangen. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Hoe komt die Bloemenkoningin toch op het idee om een muis als Koning mee te nemen?! Dit hebben we echt nog nooit eerder gezien.’
Piep boog en zwaaide dat het een lieve lust was, terwijl de kroon op zijn kopje heen en weer wiebelde.

Aan het eind van de middag vroeg de Bloemenkoningin aan Piep: ‘Waar woon jij eigenlijk?’ En Piep vertelde haar het verhaal over hoe hij op die troon terecht gekomen was. Ze zei: ‘Oh, wat een spannend avontuur zeg! Weet je wat, spring maar in m’n handtas. Dan mag je bij mij thuis logeren.’ Dat liet Piep zich geen twee keer zeggen. Hij sprong in de tas en ging meteen slapen. Totdat hij wakker werd van het geluid van de knip van de tas die openging. ’Zo, nou zullen we eens even een bed voor je gaan maken.’ zei de Bloemenkoningin.
Even later knutselde ze van een mooie, roodgekleurde doos waar parfum in gezeten had een muizenledikant. Ze legde er een pluk watten in en vroeg: ‘Heb je het naar je zin, Piep?’ ’Nou en of! Geweldig! Ja hoor, joepie!!!’ en Piep dook het bed in en meteen sliep hij als... een muis.

De volgende dag, toen hij wakker werd, keek hij recht in twee hele grote poezenogen en hoorde een poezenstem vragen: ‘Zo muisje, heb je lekker geslapen..?’
Angstig keek Piep om zich heen, maar hij zag dat hij geen kant op kon. Huilend zei hij: ‘Oh, beste poes, als je mij doodmaakt en op eet, doe het dan maar snel. Laat mij alsjeblieft niet lijden.’ ’Ha, ha, ha!!!’ zei de poes, ‘jij bent gek. Waarom zou ik je dood
maken en op eten? Een beschaafde kat als ik eet geen muizen. Daar speelt hij alleen maar verstoppertje mee. Het enige wat ik eet is blikvoer.’ ’Oh gelukkig maar,’ verzuchtte Piep. ‘Trouwens, ik smaak helemaal niet lekker hoor. En ik stink ook nog!’ zei Piep. ‘Nou, dat luchtje van jou valt best wel mee hoor.’ sprak de poes. ‘Dat is waar ook‘ zei Piep, ‘de koningin heeft mijn bed gemaakt van een doos waar eau de toilette in gezeten heeft.’ ’De koningin? Waar heb je het nu over Piep?’ vroeg de poes. ’Nou gewoon. Over de Bloemenkoningin.’ ’Bedoel je misschien mijn vrouwtje?’ vroeg de poes lachend. ‘Ja, ja, die bedoel ik! Is zij soms geen koningin?‘ ‘Ja, dat wel. Maar alleen tijdens het bloemencorso. Voor de rest van het jaar is ze gewoon schooljuffrouw en ook nog mijn vrouwtje. Maar ik
denk dat nu jij ook hier woont, zij ook wel jouw vrouwtje zal worden.’ ’Mag ik dan wel hier blijven wonen van jou?’ ‘Natuurlijk! Hartstikke tof man. Ik heb altijd al graag een muis als vriend willen hebben. Ja, ik had wel een muizenvriend, maar die is niet echt; die moet je steeds opwinden. Niks aan.’

Toen zei de poes: ‘He Piep, zullen we gaan spelen?’ ‘Ja leuk!’ zei Piep, ‘welk spelletje?’ ‘Laten we doen dat wie het laatst boven aan de trap is, een oliebol is!’ En weg stoof de poes, de trap op, achtervolgd door Piep de muis.
Plotseling hoorden ze de stem van de Bloemenkoningin en schooljuffrouw: ‘Ha, dat heb ik nog nooit gezien; een poes die op de loop gaat voor een muis!!! Daar kunnen we nog heel veel pret mee beleven.’

En zo was het ook. Piep de muis en de poes werden hele dikke vriendjes, en Piep mocht zelfs in haar mand komen slapen. Elke dag renden ze achter elkaar aan, alsof hun leven er vanaf hing.
En ze werden heel oud in het huis van de Bloemenkoningin en schooljuffrouw.

© Bassie van Toor