HET OUDE EN HET NIEUWE JAAR

Het oude jaar zuchtte eens en mompelde in zichzelf: ‘Sjonge, jonge, jonge, het was me het jaartje wel. Het begon al gelijk goed in januari. Ik was nog maar net een paar dagen oud toen het zo sneeuwde en sneeuwde. De hele wereld zag er wit uit.
De mensen mopperden allemaal wel dat het zo glad was. Vooral de vrachtwagenchauffeurs, die met hun grote vrachtwagens door weer en wind moesten, moesten erg oppassen dat ze niet slipten. En toen dat afgelopen was kwamen de voorjaarsstormen. Man, man, man, wat heeft het toen gewaaid.

Wat was ik blij toen de lente er weer was. Alles zag er gelijk fleuriger en mooier uit met alle bloemen in de bloei. De bomen kregen ook weer nieuwe bladeren en alle heggen en struiken allemaal nieuwe takken. De meesten ook nog met mooie bloemetjes er tussendoor. Man, man, man, wat zag de wereld er mooi uit.

Op de lente volgde de zomer en die was met veel zonneschijn heel goed. Alle kinderen gingen naar het zwembad en wie niet naar het zwembad ging mocht van zijn moeder in de tuin of op het balkon in een klein plastic zwembadje lekker poedelen. Kortom: het was één en al pret.

En vergeet vooral de ijspret niet. Hè, wacht eens even. IJspret in de zomer? Ik geloof dat ik nou even de richting kwijt bent op mijn oude dag. Oh nee, dat is waar ook, die ijspret hadden de kinderen en ook de pappa's en mamma's als de ijscoman voorbij kwam met heel erg lekker roomijs met slagroom.

En vergeet niet de vakantiepret die de mensen hadden in de zomer. Veel mensen gingen naar Spanje, Turkije of Marokko. Maar heel veel kinderen gingen niet alleen met vakantie naar Turkije of Marokko maar ook op bezoek bij hun opa en oma. Omdat ze in Nederland wonen zagen ze hun oma en opa maar heel weinig, dus voor die kinderen was het dubbel feest en natuurlijk ook voor al die opa’s en oma’s.

Ja, en toen ging iedereen in september weer naar school en was het leren geblazen. Een paar dagen later was het al weer herfst en begon het weer te waaien dat het een lieve lust was. De bomen verloren al hun bladeren en de najaarstormen deden de rest. Alles zag er al gauw weer uit zoals nu; de bomen en struiken kaal, de vogels die naar het zuiden vertrekken en elke dag is het weer koud zoals het alleen maar in de winter kan zijn.’

Het oude jaar zuchtte eens heel diep en streek met een vermoeid gebaar door zijn lange grijze haren. ‘Oh, als ik denk aan hoe straks mijn oude oren weer gepijnigd worden door al die knallen van het vuurwerk wat de mensen altijd op Oudejaar avond afsteken. Oh, oh, wat zal dat weer een herrie zijn.’

Opeens klonk het: ‘Nou, ik vind het best leuk en gezellig. Een beetje knallen en mooi vuurwerk hoort toch bij oud en nieuw jaar? ‘ ’Hé, wacht eens even. Wie ben jij?’
‘Ik,’ zei de stem ‘ik ben het nieuwe jaar en ik sta te trappelen om aan mijn werk te beginnen.’
‘Wat?!’ zei het oude jaar ‘Snotneus! Bemoei jij je nou met dingen waar je nu nog te jong voor bent? Jij hebt nog niets te vertellen! Op dit ogenblik ben ik nog de baas!

’Kom op ouwetje, opschieten!’ zei de stem weer ‘Mijn tijd kom zo en dan ga ik er eens flink tegen aan hoor.’ ‘Hoor nou zo’n snotaap toch eens.’ zei het oude jaar verdrietig ‘We gaan er eens flink tegen aan. Wacht maar tot je net zo oud bent als ik, dan heb je niet zo’n grote mond meer. Dan piep jij wel anders snotneus.’ ‘Kan zijn’ zei het nieuwe jaar ‘maar ik ga het beter doen als jij ouwetje.’ ’Wat voor de drommel noem je mij nu weer ouwetje!?’ zei het oude jaar een beetje boos. ‘Ouwetje, ouwetje. De duvel is oud, maar ik ben er nog.’

Precies op dat moment loeiden de sirenes, luidden de torenklokken en knalden de vuurpijlen.
Op dit moment zweeg het oude jaar.

De mensen juichten, proostten met champagne en wensten elkaar een vrolijk nieuw jaar toe. Het kleine, nog piepjonge nieuwe jaar kraaide vrolijk: Kom op mensen. We gaan er met mij iets moois van maken dit jaar!’

© Bas van Toor