GEELDONSJE

“Poeh, poeh! Wat is het toch warm hier in dat ei”, dacht Geeldonsje. “Sjonge jonge, het wordt nou toch eens tijd dat ik er eens uit ga en mijn kleine pootjes strek.”

Hoe was hij hier in eigenlijk geraakt? Welnu, Geeldonsje was een kuikentje. Maar geen gewoon kuikentje. Hij was een kuikentje dat nog niet geboren was en nog in het ei zat.
Oh ja, opeens wist hij het weer: een paar dagen geleden kwam hij tot leven in dit ei.
Op dat ei had Mama Kip nou al bijna drie weken zitten broeden.
Maar niet alleen op het ei van Geeldonsje. Nee hoor, er lagen wel 15 andere eieren naast hem.
Niet dat hij die kon zien, maar dat wist hij gewoon. Uit instinct. En instinct is iets dat je bij je geboorte mee krijgt van moeder natuur.

“Poeh… ik krijg het nou toch wel erg warm,” dacht Geeldonsje. “Mamma kip is zeker weer boven op de eieren gaan zitten. Nou, dat voel je meteen hoor!”
Mamma Kip moet namelijk de eieren goed warm houden en dat noemen ze dan ‘broeden’.
En als mamma Kip 21 dagen heeft zitten broeden, dan komen er uit die eieren allemaal kleine kuikentjes gekropen. Vandaag was het dan zo ver. Het grote moment dat de kuikentjes geboren zouden worden was bijna aangebroken.
Door de eierschaal heen hoorde Geeldonsje dat zijn broertjes en zusjes het ook zo enorm warm hadden, want hij hoorde uit alle eieren hele kleine piepgeluidjes.

“Sjonge wat duurt dat lang voordat ik er uit mag! Weet je wat? Ik ga een beetje meehelpen. Als ik nou eens met de punt die boven op mijn snavel zit eens hard tegen de schaal tik.
Wat zou er dan gebeuren? Even proberen. Tik!!! Oei wat is die schaal hard. Hij lijkt wel van steen. Nog eens een tik geven. Sjonge, dat valt echt niet mee hoor. Ik geloof dat mijn broertje en zusje hiernaast ook bezig zijn, want ik hoor uit alle eieren getik komen. Nog maar eens proberen. Tik, en nog een tik en nog een!!
Poeh weer niks. Even rusten en dan weer opnieuw beginnen.”
Even later gaf Geeldonsje opeens met inspanning van al zijn krachten zo’n harde tik tegen de schaal dat er een barst in zat.

“Hoera,” piepte hij en hij hoorde ook uit een ander ei ‘Hoera!’, dus zijn broertje of zusje die naast hem lag had ook succes. Geeldonsje gaf weer een tik en weer een en daar brokkelde een klein stukje van de eierschaal af en viel naar buiten. Toen gaf Geeldonsje nog een tik.
En nu brak er een groot stuk af en het nam ook nog een stuk vel mee dat aan de binnenkant van het ei vastgeplakt zat.
Geeldonsje zag voor het eerst een klein zonnestraaltje dat naar binnen scheen.
“Hoi hoi hoi, ik zie allemaal licht. Oh, wat is dat mooi! Tik tik tik.”
Toen kon Geeldonsje zijn kleine kuikenkopje bijna door het gat steken dat hij gemaakt had.
“He, nu moet ik even uitrusten hoor,” zei hij tegen zichzelf . “Sjonge, jonge, jonge, geboren worden… daar word je moe van hoor.”

Na vijf minuten zei hij tegen zichzelf: “En nou alles of niks!” En hij gaf een ferme trap tegen de binnenkant van het ei. De eierschaal barstte en Geeldonsje rolde zo het ei uit.
Liggend op zijn rug strekte hij zijn beide pootjes in de lucht en rolde zich om. Hij krabbelde overeind en daar stond hij voor het eerst van zijn korte leven op zijn pootjes.

Vrolijk keek hij in het rond en dacht: “ Zo ziet de wereld er dus uit. Wat een mooie kleuren allemaal, en wat is de hemel mooi blauw. En wat ziet de zon er mooi uit. Oh, wat een mooi licht. Maar hé, wat gebeurt er nu? Het wordt opeens zo donker!”

Angstig keek hij omhoog en hij ontwaarde daar voor het eerst het gezicht van zijn mamma. Moeder de kip dus.
“Zo. Ben je daar!” zei ze. “Jij bent de eerste. Dan zullen je andere broertjes en zusjes wel gauw volgen.” En jawel hoor iedere keer klonk er wel een juichkreet van een kuikentje dat uit zijn ei verlost was. En even later liep ook hij vrolijk in het rond.
Na een uur waren alle eieren uitgekomen en liep moeder kip trots te midden van haar vijftien kleine geeldonzen kippen kinderen.

Opeens riep moeder kip angstig: “Kom kinderen, snel onder mijn veren want daar komt de kat van de buren aan en die vertrouw ik niet.” Snel vlogen alle kuikens onder moeder kip haar warme veren. Maar de kat liep gewoon voorbij en bekeek moeder kip en haar kroost helemaal niet. Dat had een reden. Want toen zij een keertje naar moeder’s smaak te dicht in de buurt was, had moeder kip de kat boven op zijn katten neus gepikt met haar snavel. En dat deed behoorlijk pijn hoor. Dus trok de kat van de buren nu hooghartig haar neus op en liep door.

Even later riep Moeder kip : “Kinderen, kom maar gauw weer tevoorschijn want de kat is weg.” En opeens krioelde het weer van de kleine geeldonzen kuikentjes op het erf van de boerderij.

Maar plotseling stoven alle kuikentjes weer snel onder moeder kip en ze wilden zich verstoppen. Moeder kip vroeg verbaasd: “Wat doen jullie nou?” “Nou, wij verstoppen ons voor die grote gevaarlijk kat die daar aan komt.” “Kinderen dat is geen kat. Dat is Hector, de hond van de boerderij. Voor hem hoeven jullie niet bang te zijn hoor. Hector is heel braaf en hij bewaakt de boerderij.”

Hector was inmiddels bij mamma kip aangekomen en zei: “Zo, mamma kip, ik kom eens even op kraamvisite bij jou. Laat jij mij maar eens je kroost zien.”
“ Kinderen, kom naar buiten. We hebben bezoek,” zei mamma kip.
Aarzelend kwamen alle kuikentjes tevoorschijn en zij lieten zich goedkeurend bewonderen door de hond Hector.
“Sjonge, jonge, jonge. Vijftien kinderen in een keer! Nou mamma kip, gefeliciteerd hoor meid. Het zijn kinderen om trots op te zijn.”

En dat was ook de mening van de boer en de boerin die ook op kraamvisite kwamen. Maar na nog een paar bezoekers zagen ze alleen nog maar mamma kip, want alle kuikentjes waren onder haar en haar warme veren lekker in slaap gevallen.

En Geeldonsje lag heerlijk in het midden. Zelfs in zijn droom dacht hij nog: “Wat vind ik het leven toch mooi!” En mamma kip mijmerde stil en gelukkig voor zich uit en dacht hetzelfde als alle andere kuikens die onder haar veren sliepen: “Wat is het leven toch mooi!”

© Bassie van Toor