ÉÉN GROTE FAMILIE
'Marie, kijk eens wat ik voor je meegebracht heb.' zei vader Eend tegen zijn vrouw die nu al weken lang op een stel eieren zat te broeden. 'Lekkere wortels van waterlelieplanten. Slobber ze maar lekker allemaal op, want ik heb een plek ontdekt waar er nog veel meer staan.' 'Oh lieve man van mij, wat zorg je toch goed voor mij.' zei mevrouw Eend. 'Dat moet wel. Want nu zijn het nog eieren, maar straks als ze uitgebroed zijn, zijn het eendenkuikentjes en dat zijn dus ook mijn kinderen.' 'Ja..., dat is waar,' zuchtte moeder Marie 'daar heb je gelijk in.' en ze ging weer verder met broeden.
Ineens dook Tinus de Fuut op uit het water en die vroeg; 'Nou Marie! Hebben we nog geen eendenkuikens? Als jij nog langer op die eieren blijft zitten zijn ze straks gebakken.' 'Hé Tinus Fuutsma, ophoepelen. Niet mijn vrouw plagen.' zei vader Eend. 'Anders zal ik je effe ondersteboven onder water duwen zodat de luchtbellen uit je futenkontje opstijgen.' 'Och,' zei Tinus 'ik mag toch wel een lolletje maken?' 'Ja hoor man.' zei moeder Eend 'Tinus bedoelt het goed hoor.' En met een plons verdween Tinus weer onder water, om even later een visje voor haar neer te leggen en zei: 'Hier meid! Eet maar lekker op. Daar wordt je groot en sterk van. Ze hadden helaas geen gebakken schol beneden.' 'Ach, wat ben je toch een rare Tinus. Jij weet best wel dat wij eenden geen vis eten. Neem maar lekker mee hoor.' 'Nou dan niet. Dan eet ik hem zelf wel op.' en behendig gooide hij de vis omhoog de lucht in, ving hem op en slikte hem meteen door. 'Meid, meid, meid Marie, je weet niet wat mist.' En plons. Weg was hij weer.
Binnen in een van eieren zat een heel klein eendenkuikentje te piekeren: Oh! Hoe kom ik nou uit die schaal. Die is zo hard als steen. En weer probeerde hij driftig tegen de binnenkant tikkend een gat te maken in de eierenschil. Pffffff dat lukt mij nooit, dacht hij. Ik kom nooit uit deze stenen gevangenis. Ik blijf hier mijn hele eendenleven opgesloten zitten. Plotseling hoorde hij 'Boem, Boem, Boem!!!' tegen de buitenkant van de eierschaal. 'Hallo! Wie maakt daar buiten zo'n herrie?' vroeg het eendenkuikentje. 'Dat ben ik!' klonk de stem van moeder Marie buiten. 'Wordt het niet eens tijd dat jij er uit komt?' 'Ja Mevrouw, dat wil ik wel, maar ik weet niet hoe. Die schaal is zo hard.' 'Nou, je hoeft tegen mij geen mevrouw te zeggen hoor. Zeg jij maar gewoon mamma.' zei moeder Marie lachend. 'Oh, bent u mijn moeder?' piepte de kleine. 'Ja lieverd, ik zit al drie weken te broeden. Maar waarom kom je er niet uit?' 'Nou ik wil wel, maar het lukt niet.' 'Nou,' zei moeder Marie 'kijk nou eens langs je neus. Dan zie je op het eind van je snaveltje een klein puntje. Tik daar nu eens mee tegen de schaal. Dat puntje is daar speciaal voor op je snavel gezet.'
En ja hoor. Even later kwam er een klein zonnestraaltje door een klein gaatje in de eierschil naar binnen geschenen. En even later nog wat meer zonlicht en na een kwartier van hard werken kroop het eerste eendenkuikentje uit zijn ei. Daarna volgden ook de andere eieren en aan het eind van de dag krioelde het van de kleine eendjes. Toen zei moeder Eend: 'Lieve kinderen, we gaan het water in. Dan gaan we jullie leren zwemmen.'
En in het begin eerst voorzichtig, zwom na een uur moeder met haar kroost statig door de vijver en er achter een trotse vader eend. En die zei: 'Marie, het was drie weken hard broeden voor jou, maar het heeft zich geloond. We hebben pracht gezin.' Waarop mamma Eend zei: 'Ja lieve man, maar zonder jou was het me niet gelukt.'
En als je nu bij de vijver kijkt zie je elke dag de familie Eend zwemmen, net als alle voorafgaande jaren.
® Bassie van Toor