DE GROTE SNEEUWBAL

Kees konijn en Bob konijn waren aan het spelen in de sneeuw. Eerst hadden ze sneeuwballen gegooid naar iedereen die voorbij kwam, maar toen ze per ongeluk mevrouw Stekelvarken raakten en zij de sneeuw niet meer tussen haar stekels weg kreeg, werden ze bars toegesproken door Snelletje de Haas, die de politieagent van het bos was. Na die barse toespraak besloten ze maar iets anders te gaan doen.
‘Weet je wat we gaan doen?’ zei Kees konijn. ‘Nee.’ zei Bob konijn, die niet al te snugger was. ‘We gaan’ zei Kees konijn ‘een grote sneeuwbal rollen. En als hij dan heel groot is dan hollen we hem uit en maken we onze eigen hut er in!’ ‘Hé, dat is een beregoed idee!’ zei Bob konijn.

En zo gezegd, zo gedaan. Na enige tijd hadden ze een wel één meter hoge sneeuwbal gemaakt. Maar poeh, poeh, wat werd die bal zwaar. Op het laatst ze kregen hem amper nog vooruit gerold. ‘Ik geloof dat we het kunnen vergeten. Dat wordt niks zo.’ zei Kees konijn puffend. ‘Die sneeuwbal wordt iedere keer niet alleen groter maar ook veel zwaarder. Maar ja, hij moet wel zo groot worden want nu kunnen we er amper een kippenhok van maken.
Hee, ik krijg een idee!’ zei hij. ‘Nou, wat is dan jouw idee?’ vroeg Bob konijn. ‘We gaan boven op die heuvel staan en dan maken we daar een sneeuwbal. Zo groot tot we hem haast niet meer verder kunnen rollen.’ ‘Oh, en dan maken we boven op die heuvel ons huis?’ vroeg Bob konijn.
‘Nee oliebol’ zei Kees konijn ‘we geven hem een zetje en dan rolt die bal vanzelf de heuvel af. Door het rollen wordt hij hoe langer groter. En op het laatst is hij dan zo groot dat, als hij onderaan de heuvel komt we er wel een huis in kunnen bouwen van twee etages.’
‘Kees’ zei Bob konijn ‘dat is zo’n goed idee. Dat ik daar nou niet op gekomen ben.’ ‘Ja, ja’ zei Kees konijn enigszins trots ‘we kunnen niet allemaal even slim zijn in het leven.’

Boven op de heuvel aangekomen begonnen ze een bal te rollen. Toen ze een sneeuwbal hadden van bijna een meter hoog zei Kees: ‘Let op. Nou gaat ie de heuvel af. Duwen Bob!’
En allebei begonnen ze weer hard tegen de al behoorlijk grote sneeuwbal te duwen.
Maar... de grote bal bewoog geen centimeter.
‘Hallo Bob, doe jij eens wat.’ zei Kees konijn. ‘die sneeuwbal komt geen sikkepitje vooruit.’
‘Kees, ik duw mij een bult. Ik snap het ook niet.’ zei Bob konijn.
Toen zei Kees konijn: ‘Kijk jij eens of er niet een grote steen voor ligt.’ Bob konijn knielde. Hij keek onder de grote sneeuwbal en zei: ‘Er ligt inderdaad een grote steen vlak voor de bal.’ ‘Nou oliebol’ zei Kees konijn ‘haal die steen dan gauw weg, dan kan hij de heuvel af.’ Toen Bob konijn even later riep; ‘De steen is weg!’ gaf Kees konijn meteen een harde duw tegen de grote sneeuwbal en die begon gelijk heel hard van de heuvel af te rollen.

Lachend keek Kees de grote sneeuwbal na, die steeds sneller de heuvel afrolde. Maar ineens mompelde hij verwonderd: ‘Verhip, waar is die oliebol van een Bob nou gebleven?
Hij ontdekte al snel waar Bob was, want uit de sneeuwbal, die met een reuzenvaart van de heuvel afrolde en als maar groter werd, staken vier konijnenpoten die als maar meer verdwenen in de sneeuwbal. ‘Potverdikkie’ riep Kees uit ‘kijk nou eens. Daar gaat niet alleen onze sneeuwbal maar ook mijn vriend Bob konijn. Kijk uit!!! Onderuit!!!’ riep hij heel hard naar de kinderen die onderaan de heuvel aan het spelen waren. ‘Bob konijn zit in die sneeuwbal die naar beneden komt!!!’ De kinderen stoven meteen opzij en de sneeuwbal miste hen allemaal op een haar na.

Allemaal. Ja, behalve mevrouw Kip, Leo de schildpad en Dompie de mol die gezellig op een bankje zaten te keuvelen over dat het in het bos zo mooi was met al die sneeuw.
‘Oh gut oh gut oh gut!’ zei mevrouw Kip. ‘Wat komt daar nou voor een groot wit ding aanrollen?’ ‘Als ik het niet beter wist’ zei Dompie de mol ‘zou ik zeggen dat het een groot wit konijn is. Want het heeft vier konijnenpootjes!’ Met een enorme klap knalde de sneeuwbal tegen de bank waarop het drietal zat en bedolf iedereen onder een dikke laag sneeuw.
‘Help! Een overval! Help! Ik wordt overvallen.’ riep mevrouw kip. ‘En ik ook!’ riep Leo de schildpad. ‘Nou dan zal ik ook wel overvallen worden’ zei Dompie de Mol ‘want ik zit ook onder de sneeuw.’

Plots hoorden zij een zielige stemmetje uit de sneeuwbal zeggen: ‘Ik overval jullie helemaal niet, want ik, Bob konijn, zat in die sneeuwbal. Kees en ik wilden een grote sneeuwbal maken om uit te hollen, zodat we een hut zouden hebben om in te wonen. Toen we die grote sneeuwbal van de heuvel af lieten rollen, rolde hij eerst over mij heen en plakte ik er aan vast. Ohh... ik ben zo misselijk en draaierig.’

‘Kom jij nu eerst maar eens uit die sneeuwhoop.’ zei de nu ook gearriveerde Kees konijn. Bob konijn klauterde geholpen door mevrouw Kip, Leo de Schildpad en Dompie de Mol uit de sneeuwhoop van de uit elkaar gespatte sneeuwbal en stond te rillen en te trillen op zijn konijnen pootjes.
Alle kinderen waren intussen aan komen lopen en begonnen hard te lachen toen ze het verhaal hoorden van de drie keuvelaars die eerst rustig op een bankje in het bos zaten en toen plotseling overvallen werden door een sneeuwbal met pootjes.

Mevrouw kip zei ineens: ‘Kinderen en vrienden. Ik ben zo blij dat het avontuur goed is afgelopen, daarom trakteer ik op warme chocolademelk in de cafetaria van Herman de beer.

Onder luid gejuig liep iedereen in optocht naar de cafetaria van Herman de beer. Het werd een gezellige middag. Vooral toen de ouders van de kinderen er bij kwamen en mevrouw Kip en Bob konijn iedere keer weer van het avontuur moesten vertellen.
Opeens zei Bob konijn: ‘Sjonge, jonge, jonge, ik maak nooit meer een grote sneeuwbal.’
Iedereen begon te lachen en iemand zei: ‘Hé jongens, Bob konijn praat weer gewoon. Hij is niet meer draaierig.’
Er werd nog lang nagepraat over het ongeluk in het bos met goede afloop. ‘Sjonge, jonge jonge! Je moet er maar op komen’ zuchtte Leo de schildpad. ‘een overval plegen op een bank in het bos met een sneeuwbal.’ En weer lag iedereen in een deuk van het lachen.

© Bassie van Toor