KUKELEKUUUU!!!
Het was nog heel vroeg in de morgen en de zon probeerde net
over de rand van de horizon te kijken. Elke morgen dacht iedereen: ‘Die zon doet er nou zo lang over, vandaag, het lukt hem vast niet om over de horizon op te komen.’ Maar zoals altijd kwam de zon,zoals hij al honderden en nog eens honderden jaren lang gewoon deed, weer op. En dan begon de dag voor alle dieren en ook voor de mensen weer zoals altijd met veel lawaai. De merels begonnen te fluiten, de mussen te tsjilpen, de eenden te kwaken en de kippen te tokken. En de haan..., nou ja, daar gaat dit verhaal over.
De haan begon elke ochtend heel hard te kukelen en maakte
iedereen in zijn omgeving klaar wakker met zijn lawaai. ‘Oh, ik wordgek van die opgetuigde mannetjeskip met zijn grote snavel; wat een vreselijke herrie maakt die bejaarde soepkip toch!’ klaagde de oude dikke Big, Jolanda Buikspek. ‘Jolanda, je bent altijd al een ouwe zeurpiet maar nu heb je gelijk.’ zei Dicky Bigmans, het grote mannetjesvarken op de boerderij.
Hij zei: ‘Mannen, wij moeten ons gaan verenigen om er voor eens en altijd voor te zorgen dat de haan, die hier op de boerderij werkt, eindelijk zijn snavel eens op elkaar houdt. Die mafkees werkt zo op mijn zenuwen met zijn gekukelekuuuu!!! dat ik er zweetvoeten van krijg.’ ‘Ja Dicky, je hebt helemaal gelijk,’ zei mevrouw Mientje Riblap ‘Ik krijg er groen haar van.’ ‘Verhip meid, nou je het zegt! Ik dacht verleden week al wat ziet die Mientje er gek uit. Ik dacht hè kijk aan, een groen varken! Die is zeker nog niet rijp.’ plaagde Dicky.
‘Nou zeg, dat is helemaal mooi. Dat zeg je zeker om mij te plagen.’ antwoordde Mientje. ‘Nee hoor, maar het viel mij alleen maar op.’ lachte Dicky.
‘Vetkleppen, hou nou toch eens op met dat geleuter,’ knorde Harry Bigmans. ‘we moeten nu spijkers met koppen slaan.’
‘Wie gaan we op zijn kop slaan?’ vroeg dikke Spekkie Spaarduit dite niet een van de snuggerste varkens was.
‘Ach wandelende rollade, we gaan niemand op zijn kop slaan maar alleen die haan tot zwijgen brengen.’ zei Harry geërgerd.
‘Oh, we gaan dus zijn kop er af slaan. Nou dat is een goed idee dan kan hij gelijk niet meer kukelen want dan kukelt hij als een haan zonder kop en die maakt geen herrie. Dus kop eraf, lekker rustig.’
‘Nee meneer blubberbuik, we gaan niemand zijn kop er af slaan.
Ook die haan niet. Iemand slaan is bij de wet verboden en als je het toch doet ga je de gevangenis in. Ik heb een veel beter idee, luister...’
En hij vertelde hun zijn plan, wat er op neer kwam dat alle dieren samen, als de haan maar even kraaide, heel hard zouden gaan tokken, loeien, knorren, mekkeren en wat voor geluid ze nog meer konden maken. Dat zou hem leren die opgetuigde soepkip.
En zo gezegd zo gedaan, een paar dagen later vroeg in de morgen hadden alle dieren van de boerderij zich heel stilletjes in en om het grote hok waar de haan en zijn 12 vrouwtjes woonden opgesteld. Iedereen hield zich muisstil. En net als alle andere dagen probeerde de zon die dag weer met zijn stralen over de rand van de horizon te kruipen. Bij de haan, die hoog boven in het kippenhok op de hoogste stok zat, ging alvast zijn linkeroog een beetje open. En je hoorde hem denken, is het al zo ver? Moet ik al kukelen? Zodat al die luiwammesen hier op de boerderij eindelijk wakker worden en iedereen het werk gaat doen waar hij voor is aangenomen.
De kippen moeten eieren leggen. De koeien moeten aan de slag om melk te maken en ook de geiten moeten aan de slag zodat de boer lekkere geitenkaas kan maken. De varkens zouden door veel te eten heel veel spek kunnen maken.
Trots keek hij uit zijn kleine oogjes in het rond en met zijn borst vooruit zei hij in zichzelf: ‘Ja ja, als ik er niet was dan liep hier op de boerderij alles in het honderd. Maar nu genoeg geleuterd de zon is op en ik ga kraaien.’ Hij strekte zich uit, bracht zijn kop omhoog en… net voordat hij zou gaan kukelen hoorde hij opeens zoveel herrie van loeiende koeien, tokkende kippen en knorrende varkens dat hij van schrik van de stok viel waar hij op zat en lag hij pardoes op zijn hanenbilletjes op de grond.
Zijn hart bonsde van schrik en beteuterd keek hij in het rond waar allemaal dieren hem uit stonden te lachen. Lachend zei Harrie Bigmans: ‘Dieren kijk nou eens! Kukelmans is van zijn stokkie gevallen. Moet jij niet kukelen Soepkip? Och, heb je je bezeerd jochie en doet nou je kontje pijn?’
‘Nou moe, waar slaat dit nou op? Waarom maken jullie mij allemaal zo aan het schrikken!?’ vroeg de haan verbaasd. Hierop begonnen alle dieren heel hard te lachen en mevrouw Mientje Speklap zei: ‘Zo, meneer de Haan, nou weet u ook eens hoe het is, als je lekker slaapt , om wakker gemaakt te worden door iemand die een hoop lawaai maakt!’ ‘Ja, dat weet ik nou ook zei de Haan beteuterd, maar betekent dat nou dat ik nooit meer mag kukelen?’
‘Nee hoor, jij mag kukelen zoveel je maar wilt, maar dan wel helemaal achter aan in het land van de boer, heel ver weg van ons en… vanaf 12 uur in de middag.’
Dus als je nu ergens in Nederland helmaal achter in weiland een eenzame haan ziet staan te kukelen, dan is dát meneer de Haan uit dit verhaal.
© Bassie van Toor